Inhoud:

• 7 huisjes waar de klanken op staan (korte klinkers, lange klinkers, twee-teken klinkers, drie-teken klinkers, restklinkers , stomme klinkers en medeklinkers. Elke klanksoort heeft zijn eigen huisje.
• 7 rondjes om de klanken te bedekken
• springkikker
• gebruiksaanwijzing met voorbeelden
• stevig kunststof koffertje

Met de springpleinen van Taal in Blokjes leert de leerling om woorden actief te verdelen in losse klanken en klankgroepen (auditieve analyse van klanken en klankgroepen). De leerling 'hakt' het woord in losse klanken en springt met het kikkertje op de huisjes met de kleuren van de klanken. Bij langere woorden 'hakt'de leerling het woord in klankgroepen en springt hij telkens op de klinker die in de klankgroep zit.

De leerling leert dat elk woord bestaat uit losse klanken en klankgroepen die je kan schrijven en lezen. Met de springpleinen leert hij de de klinkers uit de klankgroep te halen: korte, lange, twee-teken en stomme klinkers en dat elke klankgroep één klinker heeft. De klinker is de drager van de klankgroep. Een woord heeft net zoveel  klankgroepen (of lettergrepen) als klinkers. 

Een klankgroep is wat je hóórt en een lettergreep is wat je ziet. Een klankgroep is gelijk aan een lettergreep behalve bij de verdubbelingsregel. Bijvoorbeeld ‘appel’. Je hoort ‘a-ppel’, dit zijn twee klankgroepen. Je leest ‘appel’, de lettergrepen zijn ‘ap-pel’. Je hoort de verdubbeling ‘pp’ niet. Je spreekt de verdubbeling niet uit, maar past de regel toe bij het opschrijven van het woord.