Tip 1: voor spelling: bepaal het oefenniveau, bijvoorbeeld woorden voor werkboek 6. Eén leerling leest een woord voor uit het blokwoordenboek. De andere leerlingen bouwen dat woord met de klankblokken.
De blokwoorden worden met elkaar vergeleken. Als elke leerling hetzelfde blokwoord heeft gebouwd, schrijven ze het woord op. Daarna kijken de leerlingen het woord na met het blokwoordenboek zodat elke leerling ermee eens is. Dan mag de volgende leerling een woord uitzoeken en voorlezen.