Door het bouwen van woorden met de de klankblokken kunnen leerlingen de woorden ‘zien’ en vasthouden. Ook zónder het gebruik van letters kunnen woorden ‘geschreven’ worden.

Het maken van woorden met klankblokken (blokwoorden) zorgt ervoor dat leerlingen gaan nadenken over de spelling. De klanken hebben allemaal een eigen kleur (korte klinkers zijn groen, lange klinkers zijn geel,  medeklinkers zijn blauw enz.). Bij het maken van blokwoorden worden de klanken omgezet in een kleurcode. De leerling leert denken in klanken, de blokwoorden maken de klankstructuur van een woord zichtbaar en tastbaar. Ook fouten in de klankstructuur zijn makkelijk te herkennen en verbeteren: het aantal blokjes klopt niet en/of de
blokjes hebben de verkeerde kleur. De leerling kan de fouten verbeteren vóór het opschrijven.

Veel spellingregels zijn klankregels, bijvoorbeeld de regels voor de lange en de korte klinkers zoals in boten en bakker. Voor het correct toepassen van de regel voor de lange en de korte klinkers moet de leerling zich goed bewust zijn van het verschil tussen lange en korte klinkers.

Blokwoorden worden gebruikt voor: 
  • het versterken van de klank-teken koppeling,
  • het versterken van het fonologisch bewustzijn,
  • het begrijpen hoe woorden in elkaar zitten,
  • als tussenstap bij het correct spellen van woorden,
  • het uitleggen van spellingregels.

Bij de werkvorm blokwoorden moet een leerling luisteren naar de klanken, het woord in klanken analyseren en maken met de klankblokken, het woord nakijken en het woord opschrijven.

De werkvorm blokwoorden wordt gebruikt voor de spelling maar het snel herkennen van klanken en  woordstructuren is ook belangrijk als leesoefening. Laat bijvoorbeeld het volgende blokwoord zien: blauw-geel-geel blauw en vraag: “welk woord is dat: ‘huis’, ‘tak’ of ‘roos’?” Of vraag: “kan het ‘maan’ zijn?” (ja). “Kan het ‘boos’ zijn?” (ja). “Kan het ‘dier’ zijn?” (nee).

Tip 1: gebruik het blokwoordenboek voor oefenwoorden, deze zijn gekoppeld aan de werkboeken van Taal in Blokjes.

Tip 2: schrijf zes woorden op het bord, maak een blokwoord en vraag: “welk woord is dat?” De leerlingen kijken naar het blokwoord en lezen het goede woord hardop van het bord.

Tip 3: gebruik woordpakketten en categoriewoorden van de schoolmethode en laat deze woorden bouwen met de klankblokken.

Tip 4: auditief dictee met blokken. Zeg een woord, de leerlingen bouwen het woord met de klankblokken, kijken het blokwoord samen na en schrijven daarna het woord op.