Set van 5 blokwoordenboeken
terug- artikel nr: 1240107
-
aantal
- Het blokwoordenboek wordt gebruikt voor spellen èn lezen.
- Het blokwoordenboek volgt de opbouw van de Taal in Blokjes werkboeken.
- Het blokwoordenboek bevat 32 bladzijdes in A5 formaat met woorden op het niveau van de werkboeken 1 t/m 10.
Zie ook de tips over werkvormen met het blokwoordenboek hieronder.
In het blokwoordenboek zitten woordstructuren met een oplopende moeilijkheid.
Voorbeelden:
- roos, doel, tak (werkboek 1 en 2),
- denk, schuim, ring (werkboek 3),
- druif, zwaan, dans, woonhuis (werkboek 4),
- schuurt, snoeit, kaartspel (werkboek 5),
- kletst, bloemen, gegaan, deftig, verstopt, zwemsport (werkboek 6),
- wolf, berg, deur, geel, gehoor, kriebelen, taken en takken, trommel, boter, appel, vreemdeling (werkboek 7 en 8),
- zakenman, plakkerig, hazelnootjes, slaapkamerlampje, bestrijdingsmiddelen, regendruppeltjes (werkboek 9 en10).
Met het blokwoordenboek kan de leerling woorden bouwen met de klankblokken en telkens een niveau hoger gaan.
Het blokwoordenboek kan -vanaf 2 leerlingen- goed zelfstandig worden gebruikt, bijvoorbeeld: één leerling leest het woord, de andere leerling bouwt het woord met de taalblokjes en samen kijken ze het woord na en schrijven vervolgens het woord op.
Tip 1 voor spelling:
Spellen: gebruik het blokwoordenboek in groepjes. Laat de leerlingen om de beurt een woord voorlezen. Alle leerlingen blokken het woord en kijken de woorden na met het blokwoordenboek. Daarna schrijven zij het woord op.
Voorbeeld:
- Bepaal het oefenniveau, bijvoorbeeld woorden voor werkboek 6. Eén leerling leest een woord voor uit het blokwoordenboek.
- De andere leerlingen bouwen dat woord met de klankblokken.
De blokwoorden worden met elkaar vergeleken. Als elke leerling hetzelfde blokwoord heeft gebouwd, schrijven ze het woord op. - Daarna kijken de leerlingen samen het woord na met het blokwoordenboek zodat elke leerling ermee eens is. Dan mag de volgende leerling een woord uitzoeken en voorlezen.
Tip 2 voor lezen met de woordvelden:
Lezen: gebruik ook de werkvorm "woordvelden" in de groepjes. Eén leerling blokt een woord en zegt uit welk vak het komt. De andere leerlingen lezen de woorden in het vak en kijken welk woord het is.
Voorbeeld:
- Bepaal eerst het oefenniveau, bijvoorbeeld woorden voor werkboek 4. Opdracht: raad het woord!
Eén leerling bouwt een woord uit het blokwoordenboek met de klankblokken. De andere leerling(en) moet(en) raden welk woord dat is. - De leerling met het blokwoord zegt bijvoorbeeld: “het woord staat op bladzijde 13 in vakje 50 of 51, welk woord is dat?”
- De andere leerlingen zoeken het woord in vakje 51 en 52. Zij moeten álle woorden in de vakjes lezen om het goede woord (of de goede woorden) bij het blokwoord te vinden!
- Daarna is een andere leerling aan de beurt om een blokwoord te maken.